Een baby'tje heel klein,
Niet groter dan een rozijn.
In de baarmoeder is zijn woning,
Het groeit in glans tot zijn bekroning.
Maandelijks versnelt zijn levensgroei,
Vormt het als mens de levensbloei.
De maanden zullen verstrijken,
Steeds meer zal hij op een mens gaan lijken.
Het licht en de vreugde diep daar binnen,
Hij kan het zeer goed met zijn moeder vinden.
Al stil luisterend naar het buitenleven,
Zwemmend en genietend van het onderwaterleven.
Dit gedicht is ingezonden door Beppie Onstenk
Printbare versie
Dit gedicht verzenden naar een vriend(in)