Stil zit een meisje op de rotsen te wenen.
Haar oude gelukkige gezicht, haar trots, alles is verdwenen.
Het meisje is ziek, maar wil met niemand praten.
Ze is helemaal alleen, verlaten.
En toch blijft ze wachten en staart voor zich uit.
Ze hoort iemand roepen, maar de wind giert te luid.
Die nacht sprong het meisje in zee.
De golven namen haar vast en trokken haar mee.
Van toen af aan was het meisje gelukkig, gelukkiger dan ooit te voren.
Een heel nieuw kind was geboren.
Waardering: 5.25 met 4 uitgebrachte stemmen
Dit gedicht is ingezonden door Melissa
Printbare versie
Dit gedicht verzenden naar een vriend(in)
Volgende gedicht: Verdriet
Vorige gedicht: Je lach is als de zonneschijn